Tim zamelt onderbroeken in

Jongensonderbroek, meisjesonderbroek. Maat 110, 128, 158, 164. Tim (9, links op de foto) en Ole (8) kunnen de stapeltjes nóg dromen. ‘We moesten 432 onderbroeken sorteren’, zegt Tim. 432 onderbroeken?! ‘Ja’, zegt Ole, ‘Allemaal ingezameld voor de Kledingbank’. 

Dat inzamelen deed het tweetal niet alleen. Alle leerlingen van de L.W. Beekmanschool in Den Bosch hielpen mee. Waarom onderbroeken? Ole: ‘Bij de Kledingbank kunnen arme mensen gratis kleren halen. De directeur van onze school vertelde dat er altijd te weinig onderbroeken zijn. Daar gingen we iets aan doen.’

Winkelwagen
Vier weken lang stond een winkelwagen in de gang van de school. Iedereen mocht er onderbroeken in leggen. ‘Er zaten gebruikte onderbroeken bij’,  zegt Ole. ‘Wel gewassen hoor.’ Tim: ‘Maar er waren ook heel veel nieuwe onderbroeken.’

Bij de Kledingbank waren ze heel erg blij. De winkelwagen staat nu bij een andere school in Den Bosch. Ole: ‘Daar hebben wij voor gezorgd.’ Tim: ‘Van ons mag hij heel Nederland door.’ Ole: ‘Maar ik hoop dat wij straks het record hebben.’  

Meer over de onderbroekenactie was te lezen in Kidsweek. 

 

Lena gaat kinderslaven helpen

Heb je lege flessen over? Breng ze dan naar Lena (8). Waarom? Dat kan ze het beste zelf vertellen. ‘Ik heb een actie bedacht tegen kinderslavernij. In sommige landen moeten kinderen heel hard werken. Daardoor kunnen ze niet naar school en niet spelen zoals wij.’ 

Kinderen die slaaf zijn, is dus niet iets van vroeger. Lena ontdekte dat door de televisieserie De Slavernij Junior. ‘Ik durfde soms niet te kijken, want het was heel zielig. Je zag heel veel kinderen die samen op een boot moesten en kinderen die werden vastgebonden aan een boom.’

Politie
In de televisieserie werd ook verteld over een speciale politie die de kinderslaven bevrijdt. Die politie wil Lena graag helpen. ‘Ik ben in de klas begonnen om het verhaal te vertellen. Nu mag ik bij alle klassen van de school langs. Ik ben al in groep 8 geweest. Dat was spannend, want ik ben natuurlijk veel kleiner dan zij. Maar het ging heel goed. Ik ga nu kijken of ook andere scholen mee willen doen.’

Inmiddels heeft Lena 26 euro opgehaald door lege flessen in te leveren bij de supermarkt. Haar actie loopt tot de week vóór kerst. ‘Dan ga ik bekend maken hoeveel geld er is ingezameld. Het geld gaat naar Unicef Children, die zorgen ervoor dat het op de goede plek terecht komt. Daar vertrouw ik op.’

Lena haalde 130,85 euro op! 

 

Paul had les van een professor

‘Wat je later wilt worden, hoef je nu nog niet te weten’. Dat is wat Paul (9) afgelopen week leerde. Niet op school, maar op de Universiteit van Tilburg. ‘Een universiteit is een school voor hele slimme mensen’, legt Paul uit. De lessen die aan de universiteit worden gegeven, zijn bedoeld voor studenten. Die zijn meestal 18 jaar of ouder.

Een paar keer per jaar mogen ook kinderen naar de universiteit komen om een les te volgen. De leraren (ze heten professoren) maken er dan iets speciaals van. En Paul was er dit keer dus bij.

Wielrenner
Hij vond de professor ‘heel grappig’. ‘Hij vertelde dat hij vroeger graag rondliep in een zwarte Pietenpak en dat hij wielrenner wilde worden. Maar nu is hij professor. Hij zei ook dat het niet erg is als je niet weet wat je wilt worden. Je kunt het beste dingen doen die je leuk vindt.’

Weet Paul eigenlijk al wat hij wil worden? ‘Ik wil naar de universiteit. Dat lijkt me leuk. En ik wil ook bij de politie. Ik wil zo iemand worden die misdrijven oplost met een gevonden haar. Dat is vet.’ Dat hij rechercheur wil worden, weet Paul al heel lang. Had hij dan wel iets aan het college van de professor? ‘Ja, toch wel. Want nu weet ik dat ik later misschien wel iets heel anders word. En dat is niet erg.’ 

 

Olivie klimt (als een aapje)

Iedere donderdag gaat Olivie (10) naar de klimhal. En als ze een boom ziet, klimt ze erin. ‘Klimmen is cool’, zegt ze. ‘Het voelt als een aapje.’ Maar een dag later voelt het vaak als een aapje met spierpijn. ‘Na de klimles ben ik vaak stijf. Soms meer in mijn benen dan in mijn armen.’

Olivie zit bijna nu een jaar bij klimmen. ‘We trainen in een hal die 20 meter hoog is. Aan de muren zitten een soort blokjes, die moet je gebruiken. De blokjes hebben verschillende kleuren. Iedere kleur is een andere route. De routes hebben ook getallen. Hoe hoger het getal, hoe moeilijker.’

Blokjes
De routes in de hal worden ook gebruikt door volwassenen. Dat maakt het voor kinderen wel eens lastig. Olivie: ‘Soms zitten de blokjes net te ver weg. Dan moet je springen.’ Laatst is Olivie een keer gevallen. ‘Ik had gladde schoenen aan, want ik was mijn klimschoenen vergeten. Gelukkig val je niet op de grond. Je zit vast aan een touw.’

Eén keer deed Olivie mee aan een wedstrijd. Ze werd meteen eerste. Binnenkort heeft ze haar tweede wedstrijd. Een hele bijzondere: als ze bij de besten eindigt, komt ze in de selectie. Dan gaat ze voortaan drie keer in de week klimmen. 

 

Hatice wandelde met water

Zes kilometer wandelen, met zes liter water in je rugzak. Hatice (13) en Jacinthia (12) deden het maar mooi. Waarom? ‘Om te voelen hoe het is voor kinderen in Afrika’, vertelt Jacinthia. ‘Zij moeten elke dag zo’n stuk lopen om water te halen.’

Het eindpunt van de wandeling was een vijver. Daar gooiden de vriendinnen hun flessen met water leeg. ‘Om het terug te geven aan de Aarde’, legt Hatice uit.

Muziek
Hoe voelde het om zes kilometer te lopen met zes liter water? Hatice: ‘Eigenlijk viel het best mee. Maar we hadden muziek om naar te luisteren.’ Jacinthia: ‘En hier is het veel minder heet dan in Afrika.’

Niet alleen Hatice en Jacinthia wandelden met water. Ze deden dat samen met tweehonderd andere kinderen van vier verschillende scholen. Jacinthia: ‘We hebben van tevoren aan mensen gevraagd of ze ons wilden sponsoren.’ Dat is gelukt: de school haalde 200 euro op. Dat geld gaat naar Afrika. Jacinthia: ‘Om waterputten aan te leggen.’ 

Alle kinderen in totaal haalden 16.691,32 euro op.

 

Gijs doet aan ijshockey

Twee keer in de week gaat Gijs (10) naar de ijsbaan. Tenminste, in de herfst en de winter. Behalve schaatsen neemt hij een stick mee, want Gijs gaat ijshockeyen. ‘IJshockey past goed bij mij’, zegt Gijs. ‘Ik kan er mijn energie in kwijt. Niet dat ik snel boos ben. Je ziet wel eens spelers die gaan vechten op het ijs. Dat zou ik nooit doen.’

Voordat hij gaat ijshockeyen trekt Gijs een speciaal pak aan en een heleboel beschermers. ‘Ik moet ook een bodyprotector aan’, vertelt Gijs. ‘Dat is een soort schild voor je bovenlijf.’ Lastig hoor, schaatsen als je zo bent ingepakt. ‘Dat valt wel mee’, zegt Gijs. ‘Je raakt er snel aan gewend.’

Val je vaak? ‘Nee, eigenlijk nooit. En als ik val, komt het omdat mijn schaatsen bot zijn.’

 

Noor is wereldkampioen

Noor (10) zit bij streetdance. Haar team heet So What en telt elf meisjes en jongens. So What won de afgelopen jaren heel veel prijzen. ‘In augustus werden we wereldkampioen’, vertelt Noor. ‘Voor de tweede keer.’ 

Die wedstrijd werd in Engeland gehouden. Noor is gewend om in het buitenland te dansen. ‘We zijn in Frankrijk geweest en in België. Hopelijk gaan we ooit naar Amerika, naar Las Vegas. Daar worden ook wereldkampioenschappen gehouden.’ 

Prijzenkast
Een wedstrijd duurt maximaal twee minuten, vertelt Noor. ‘In die tijd moet je laten zien wat je kunt. Het is kort, maar omdat je veel moet doen word je er heel moe van.’

De bekers van So What staan nu nog in een prijzenkast. ‘Als we er twaalf hebben, gaan we ze verloten. Dan kan iedereen er één meenemen.’ Dan is elf toch genoeg? ‘Nee, want onze trainster wil er ook één.’

 

Kim is gek op stenen

Stenen. Fossielen. Kim  (10) en Hanna  (9) zijn er gek op. Laatst volgden ze een les bij de Nederlandse Geologische Vereniging. Honderduit was erbij. Hebben jullie al eens eerder les gehad over stenen? ‘Nee’, zegt Kim. ‘Ja’, zegt Hanna.

Is het leuk? ‘Heel leuk’, vindt Kim. ‘Ik heb net een steen geslepen en gepolijst. Nu is hij mooi en heel glad. Voel maar.’ Hanna: ‘Je krijgt wel een lamme hand van het slijpen, want je moet steeds rondjes draaien met de steen. Maar je weet van tevoren dat het mooi gaat worden. Dat helpt.’

Fossielen
Thuis hebben Kim en Hanna een heleboel stenen. Maar ze verzamelen ook fossielen en schelpen. Wat doen ze daar dan mee? ‘Ze zitten in een kist en ik kijk er naar’, zegt Hanna. Kim: ‘Ik laat ze ook aan andere mensen zien. Iedereen zegt ‘Wauw! Wat mooi!’. Dat is leuk om te horen.’

Hanna heeft veel stenen gekocht. De duurste is 60 euro. ‘Een paar stenen komen uit uit hele verre landen. Uit Brazilië bijvoorbeeld.’ Een fossiel heeft ze nog nooit gevonden. Kim wel. ‘Dat was in Spanje. We waren bij een riviertje en ik ging heel goed opletten. Toen vond ik er een.’