Pleun speelt met letters

Tilburg heeft een kinderstadsdichter. Ze heet Pleun Andriessen. Pleun (11) schrijft gedichten voor en over de stad. Dat mag ze een jaar lang doen. Haar ‘beroep’ is heel bijzonder, want er zijn maar weinig steden die een kinderstadsdichter hebben.

Pleun schrijft al sinds haar zevende gedichten. Wat er zo leuk aan is? ‘Het is leuk om met letters te spelen. Mijn eerste gedicht ging over een pratende bloem. Dat vind ik nog steeds het leukst: dichten over fantasie-dingen.’

Nu ze kinderstadsdichter is, heeft ze daar minder tijd voor. Want Pleun krijgt iedere zes weken een opdracht. ‘Het onderwerp ligt dus vast. Dat is niet altijd makkelijk. Soms komt er gewoon niets. Dan ga ik met mijn moeder thee drinken, koekjes eten en praten. Meestal lukt het daarna wel.’

Map
Als kinderstadsdichter maakt Pleun van alles mee. ‘Soms moet ik optreden. Binnenkort op een groot muziekfestival. Dan lees ik een paar gedichten voor. Ik heb ook bekende dichters ontmoet. Frank van Pamelen bijvoorbeeld en Erik van Os.’

Pleun verzamelt haar gedichten in een map. ‘Dan kan ik ze nog eens terug lezen. Heel soms verander ik nog wel eens iets.’ Want tja, wanneer is een gedicht eigenlijk af? ‘Een gedicht mag niet te lang zijn, vind ik. Als ik denk dat het klaar is, laat ik het mijn moeder lezen. Soms heeft ze nog een opmerking, maar daar doe ik niet altijd iets mee. Af is bij mij meestal ook echt af.’ 

Nieuwsgierig naar de gedichten van Pleun? Kijk dan op www.kinderstadsdichter.nl.  

 

De vlechtjes van Beaux

Even tellen… Zestien. Zestien vlechtjes heeft Beaux (9) in haar haar. ‘Mijn moeder heeft ze gemaakt’, vertelt Beaux. ‘Dat doet ze wel vaker. Altijd ’s avonds, want ’s morgens hebben we er geen tijd voor.’ Hoe lang het duurde voordat de vlechtjes klaar waren? ‘Wel vijftien uur’, denkt Beaux. ‘Of nou ja, het duurde lang. Het was al donker en toen was ze pas klaar.’

Beaux vindt het niet erg om zo lang stil te zitten. ‘Ik weet dat het mooi wordt.’ Bovendien: haar moeder doet het zo netjes dat de vlechtjes vaak wel twee weken blijven zitten. En daarna? ‘Dan verzint ze weer iets anders. Gewoon staartjes of een knotje. Soms maakt mijn moeder mijn haar helemaal glad. Met een stylingtang. Maar dat blijft meestal maar twee dagen zitten.’

 

Marieke liep de Marikenloop

Marieke (8) heeft laatst vijf kilometer gerend, achter elkaar. ‘Dat had ik nog nooit eerder gedaan. Ik zit wel bij atletiek, maar daar lopen we nooit zoveel achter elkaar.’ Waarom deed ze het nu dan wel? ‘Ik deed mee aan de Marikenloop. Dat is een hardloopwedstrijd. Willie had gevraagd of ik mee wilde doen. Ik vond het wel grappig:  Marikenloop. Ik heet zelf ook Marieke.’

Oké. Maar wie is Willie? ‘Ze is de tante van mijn moeder. Mijn achtergroottante dus. Of noem je dat niet zo?’ Op één stukje na heeft Marieke alles gerend. ‘Alleen toen we een bekertje water kregen, hebben we twee stappen gewandeld. Je mocht het bekertje gewoon op de grond gooien. Dat was wel gek. Maar Willie zei dat andere mensen de bekertjes allemaal op zouden komen ruimen.’

Medaille
Omdat ze de wedstrijd helemaal uitliep, kreeg Marieke een medaille. Haar achtergroottante natuurlijk ook. ‘We kregen ook nog een T-shirt van mijn moeder. Ze had er zelf tekst op laten zetten. Bij mij staat er Ik liep de Marikenloop met Willie. Bij Willie staat het andersom: Ik liep de Marikenloop met Marieke.’

Marieke wil nog vaker wedstrijden gaan lopen. ‘Ik vind het grappig om te zien hoe andere mensen rennen. De één zet hele grote stappen, de ander hele kleine. Of ze lopen heel wiebelig.’ En, hoe loopt Marieke zelf? ‘Mijn vader zegt dat ik mijn armen te dicht tegen mijn lijf houd. Ik moet ze beter mee laten bewegen. Daar probeer ik nu op te letten.’

 

Rowan en Dilara maakten kunst

Het plein waar Rowan (7) en Dilara (8) vlakbij wonen was een beetje somber. Dat vonden meer kinderen en dus moest er iets veranderen. Kunstenaar Rolf Laurs hielp hen daarbij. Nu hangen op het plein vijf levensgrote schilderijen.

‘Rolf maakte de tekeningen’, vertelt Rowan. ‘En wij mochten helpen met versieren.’ Ook kinderen van een speciale school hielpen mee. Kinderen die moeite hebben met leren. 

De vijf schilderijen vormen samen een soort stripverhaal. Het laat zien hoe de vriendschap tussen de verschillende kinderen, is gegroeid. Klopt dat ook? Dilara  zegt van wel. ‘Ik kende niemand van die speciale school. Nu wel, omdat we samen een kunstwerk hebben gemaakt. Ik heb er zelfs een vriendinnetje bij gekregen.’ 

 

Salomé woont in België

In België eten de mensen graag friet en bonbons. ‘Maar ook wafels’, zegt Salomé (8). ‘En de grote mensen drinken veel bier.’ Salomé kan het weten: ze woont sinds een paar jaar in België. Dat komt door het werk van haar vader. Hij is diplomaat. 

‘Mijn vader regelt allerlei dingen die voor Nederland belangrijk zijn’, legt Salomé uit. ‘We hebben ook al in Zwitserland gewoond. In Nederland trouwens ook, in Den Haag.’

Leuk
Salomé vindt het leuk in België, maar ze wil ooit wel weer terug naar Nederland. ‘In Nederland zijn de mensen blijer. Ze dragen vrolijke kleren. Hier in België zijn de mensen een beetje somber.’

Voordeel van België is dat er veel natuur is. ‘Ik zit bij klimmen. Het is heel gaaf om tegen de rotsen omhoog te gaan. De hoofdstad Brussel is ook heel cool. Er zijn heel veel parken en restaurants. Als je ooit in België komt, moet je er zeker heen gaan.’

 

Jaro speelt piano op straat

En ineens stonden in Tilburg 103 piano’s op straat. Ze waren allemaal beschilderd. Het was een idee van de Britse kunstenaar Luke Jerram. 

Jaro IJpelaar (11) vond het een super leuk idee. Toen hij een piano zag staan, ging hij er meteen op spelen: de muziek uit de film Pirates of The Caribbean. ‘Ik heb nu een jaar pianoles’, vertelt Jaro. ‘Dit liedje heb ik van een vriendje geleerd.’

Thuis heeft Jaro ook een piano. Maar die is niet beschilderd en die staat binnen. ‘Binnen lijkt me beter dan buiten’, zegt Jaro. ‘Maar een piano kan best wat hebben.’ Hij wijst naar een groot plastic zeil dat op de piano ligt. ‘En als het gaat regenen, kan iemand dat zeil er snel overheen trekken.’ 

 

Nora plukt bloemen

Bloemen plukken in andermans tuin. Dat mag niet. Maar er zijn tuinen waar dat wel mag. Nora (7) heeft er een ontdekt. ‘Je mag hier zoveel bloemen plukken als je wilt’, zegt ze blij. ‘Maar je moet er wel voor betalen. Daarom zijn papa en mama er ook bij.’

Nora heeft al een heleboel bloemen geplukt. Om ze vers te houden, kreeg ze een emmertje met water mee. ‘Ik let op de kleuren’, zegt Nora. ‘Ik vind roze het mooist. Maar ik pluk ook wit en paars.’ Een zonnebloem zit er ook tussen. ‘Dat is mijn lievelingsbloem’, verklapt ze.

Wat moet Nora eigenlijk met al die bloemen? Ze lacht. ‘Het zijn er wel heel veel. Het past vast niet in één vaas. Ik denk dat ik ze thuis ga verdelen. Dan kan ik een vaas maken voor papa, één voor mama en één voor mijn broertje.  O ja, en ook één voor mezelf.’