Op de markt met Amy en Nouki

Spullen die je niet meer gebruikt, kun je weggeven. Je kunt ze ook verkopen, zodat je weer geld hebt om iets nieuws te kopen. Amy (11) kiest vaak voor dat laatste. ‘Mijn oude speelgoed probeer ik te verkopen. Er zijn speciale markten voor kinderen, dat is handig.’

Verkopen kan ook best lastig zijn. ‘Op het laatste moment zet ik nog wel eens iets terug, omdat ik het eigenlijk niet kwijt wil. Dat heb ik vaak met knuffels. Soms geef ik de helft van de opbrengst aan een goed doel. Laatst nog voor Burkina Faso, een arm land in Afrika.”

Kletsen
De vriendin van Amy gaat vaak mee. Ze heet Nouki en ze is ook 11 jaar. ‘Oude spulletjes verkopen op de rommelmarkt is heel leuk. Lekker kletsen en je kunt er wel vijftig euro mee verdienden.’

Geld verdienen, doen de vriendinnen ook wel eens op een andere manier. Amy: ‘Ik doe ook wel eens klusjes bij andere mensen.’ Nouki: ‘En ik verdien ook geld met vakantiekaarten maken. Dat doe ik als we op vakantie zijn. Ik teken iets moois en zet er bijvoorbeeld op ‘Groeten uit Frankrijk’. Vorig jaar heb ik er tien euro mee verdiend. Daar heb ik een paar leuke armbandjes van gekocht.’

 

De boomhut van Thijn

Als Thijn (11) afspreekt met vrienden, weet hij al wat ze gaan doen. Tenminste, als ze bij hèm thuis afspreken. ‘We gaan in ieder geval in mijn boomhut spelen.’ Die boomhut staat achter in de tuin. Precies zoals het hoort: in een mooie, grote boom. 

‘Mijn vader heeft hem gebouwd’, zegt Thijn. ‘Hij begon ermee toen ik vijf jaar was en hij heeft er drie jaar aan gewerkt. Samen met vrienden.’ Thijn heeft ook af en toe geholpen. ‘Met het indraaien van schroeven bijvoorbeeld. Ik was eigenlijk te klein om grote dingen te doen.’
 
Briefjes
Vanuit de boomhut loopt een touw naar het huis. ‘Je kunt er een mandje aan hangen en dan briefjes naar elkaar schrijven. Dat is heel leuk.’

Thijn is nu 11 jaar. Op de boomhut is hij nog lang niet uitgekeken. ‘Ik heb wel eens tegen mijn vader gezegd dat ik een koelkast in de hut wil. Dat was een grapje. Maar mijn vader denkt dat het echt is. Dus wie weet, komt er ooit een koelkast.’

 

Nikita is circusartiest 

Twee of drie keer per jaar woont Nikita (10) niet thuis. Dan is ze op pad met het circus. ‘Met mijn vader, moeder en broertje slaap ik dan in een caravan. We rijden van stad naar stad. De andere circusartiesten reizen ook mee.’

Circus is superleuk, zegt Nikita. ‘Ik mag lang opblijven, tot de avondvoorstelling is afgelopen. En  ’s morgens kan ik lekker uitslapen. Ik ben de hele dag buiten, leer nieuwe mensen kennen en ik mag overal meehelpen.  Eén ding is niet zo leuk. Ik krijg van school altijd heel veel huiswerk mee.’

Trapeze
De vader en moeder van Nikita treden meestal samen op. ‘Ze spelen vaak clown. Maar ze hebben ook een act met vuur en glas. Mijn vader slaat dan flessen kapot op de grond en gaat op de scherven liggen. Daarna gooit mijn moeder hele scherpe messen op zijn buik.’

Later wil Nikita ook circusartist worden. ‘Ik zit nu al bij een kindercircus. Trapeze vind ik het leukst. Kunstjes doen, hoog in de lucht, in een grote hoepel. Als ik ouder ben, wil ik iets met paarden doen. Touwtje springen op hun rug ofzo.’

Een groter interview met Nikita stond in Inkie.

 

Ines laat robots dansen

Ines (12, op de voorgrond rechts) woont in Oostenrijk. Samen met zes vriendinnen was ze vijf dagen in Nederland. ‘Veertien uur in de trein’, vertelt ze. Maar dat had ze er graag voor over. ‘We mochten meedoen aan de RoboCup’, vertelt ze. ‘Het wereldkampioenschap voor robots.’

Aan dat kampioenschap deden meer dan 2000 mensen mee uit 40 verschillende landen. Voor scholieren was er een aparte competitie. ‘We weten al dat we geen prijs hebben gewonnen’, vertelt Ines op de dag van de finales. ‘Maar dit is zo cool. Als we thuis zijn gaan we verder werken aan Miss en Mister.’

Brazilië
Miss en Mister zijn de robots die de vriendinnen maakten. Het zijn robots die kunnen dansen. ‘We deden er een half jaar over’, vertelt Ines. ‘Alles hebben we zelf gedaan. Het lijf is gemaakt van Lego en onder hun kleren zitten allemaal draden zodat ze kunnen bewegen.’

De robots programmeren vonden de Oostenrijkse vriendinnen het moeilijkst. Ines: ‘Daarmee zorg je ervoor dat de robots bewegen zoals jij wilt.’ Van andere teams hebben ze veel tips gekregen over dat programmeren. ‘We hebben hier heel veel nieuwe vrienden gemaakt. Hopelijk mogen we volgend jaar weer meedoen aan RoboCup. Dan is het in Brazilië.’  

Een groter Interview met Ines stond in Kidsweek.

 

Serge goochelt

Serge (12) zit bij een goochelclub. Het liefst wil hij later goochelaar worden. ‘Het zou vet zijn als ik er mijn geld mee kan verdienen.’

Ook nu al verdient Serge geld met goochelen. ‘Op feestjes word ik wel eens gevraagd. Of ik ga op een jaarmarkt staan. In twee uur tijd verdien ik ongeveer tien euro.’

Emmer
Het leuke aan een jaarmarkt, vindt Serge, is dat je er ook andere dingen kunt doen als goochelen. ‘Laatst heb ik zelf een spel bedacht. In een emmer vol water had ik een borrelglaasje gezet. Kinderen moesten proberen een muntje van twintig cent in het glaasje te gooien.’

Als het muntje erin ging, kregen de kinderen een lollie. Als hij ernaast ging, kregen ze een spekje. ‘De muntjes die in de glaasjes vielen, waren voor mij’, zegt Serge.  ‘En de muntjes die ernaast vielen natuurlijk ook.’

 

Anne en Leonie: groot gezin

Anne (10) en Leonie (8) zijn zusjes. ‘We hebben drie broers’, vertel Anne. ‘Jeroen is mijn tweelingbroer.’ Leonie: ‘Richard is de oudste en Matthijs zit er tussenin.’ Twee meisjes, drie jongens, een papa en een mama: bij Anne en Leonie zijn ze dus met z’n zevenen.

‘Klopt’, zegt Anne. Leonie: ‘We eten ’s morgens makkelijk een heel brood op.’ Anne: ‘En het pak hagelslag is altijd heel snel leeg.’ Leonie: ‘Met douchen moet je soms lang op je beurt wachten.’ Anne: ‘Rustig is het bijna nooit in huis.’

Sokken
Maar voor de rest is zo’n groot gezin super gezellig. Leonie: ‘Er is altijd wel iemand om mee te spelen.’ Anne: ‘Een potje Monopoly duurt lekker lang.’ Leonie: ‘We hebben er wel eens drie dagen over gedaan.’ Anne: ‘En met Sinterklaas zijn er heel veel cadeaus om uit te pakken.’

Met zoveel mensen in huis, is het fijn als iedereen een handje helpt. Leonie: ‘We moeten allemaal wel eens glas naar de glasbak brengen of onkruid wieden.’  Anne: ‘En soms gooit mama een hele berg schone sokken op de tafel. Dan gaan we allemaal helpen met uitzoeken.’

Een groter interview met Anne en Leonie stond in Inkie. 

 

Tim zoekt aardbeien

Eigenlijk had Tim (10) geen zin om naar de moestuin te gaan. ‘Ik dacht dat het saai zou zijn’, zegt hij. Maar nu Tim er is, vindt hij het toch wel leuk. ‘Deze tuin is van onze buurt’, legt hij uit. ‘Iedereen mag komen helpen. Ze hadden gevraagd of ik ook eens mee ging.’

Behalve Tim zijn vandaag ook Steven (9) en Yusuf (10) in de moestuin. Ze krijgen een schoffel. ‘Wat moet ik hiermee doen?’, vraagt Steven. ‘Ik weet het’, zegt Yusuf. ‘Je moet de stok omdraaien en dan met het ijzer door het zand gaan. Het is tegen onkruid.’

Rode peper
Yusuf weet dat, omdat zijn moeder ook een moestuin heeft. ‘Ze heeft er heel veel rode peper in staan’, vertelt Yusuf. Hij wijst naar een plantje. ‘Kijk, dat is peper.’ Tim ziet de peper en zegt: ‘Die ga ik proeven’. ‘Nee,’ waarschuwt Yusuf. ‘Niet in je mond stoppen. Het is echt heel heet.’

In de moestuin staan ook boerenkool en spruitjes. Dat vinden de drie jongens niet lekker. Aardbeien staan er gelukkig ook. ‘Lekker’, zegt Tim en hij zoekt tussen de bladeren naar aardbeien. Yusuf helpt mee. ‘Jammer, ik zie er geen”, zegt Tim. Yusuf: ‘Misschien hebben de vogels ze opgegeten. We moeten een vogelverschrikker maken.’

 

Esmée ontwerpt de afvalrobot

Een robot die je vieze sokken in de wasmand gooit. Het zou in de toekomst zomaar kunnen.  En wat te denken van een afvalrobot? Esmée (10) maakte er een ontwerp voor. ‘Het is een robot die je op straat kunt zetten, dan gaat hij vanzelf afval opruimen. Peuken, kauwgom:  alles eet hij op.’

De afvalrobot is milieuvriendelijk, want hij werkt op zonne-energie. ‘En hij verdeelt het afval in groen en grijs. Van het groenafval, blaadjes en oud fruit, maakt hij compost. Dat spuit hij uit op het gras. Het andere afval brengt hij naar de vuilnisbak.’

Tekening
Van de afvalrobot bestaat alleen nog een tekening. Gemaakt door Esmée. ‘Maar er komt een tijd dat er heel veel robots zijn. Het lijkt me wel handig. Maar je moet ze alleen voor zinnige dingen gebruiken. Anders word je lui.’

Zelf zou ze trouwens geen robot in huis willen hebben. ‘Het lijkt me irritant. Steeds zo’n ding dat rondrijdt. En die blikkerige robotstem vind ik niet mooi.’

Meer lezen over Esmée?
Lees het boek ‘Mijn toekomst’ van de Kinderuniversiteit Tilburg. 

 

Sara is kinderstadsdichter

‘Schrijf een gedicht’. Die opdracht kregen Sara Bidaoui en haar klasgenootjes in groep 7. ‘Ik moest er heel lang over nadenken’, zegt Sara die nu 14 jaar is. ‘Het werd een gedicht over mijn opa en oma. Het was heel kort en erg grappig. Toen ik klaar was, dacht ik: ’Zou het nog een keer lukken?’ Zo ben ik steeds verder gegaan.’

Zó ver, dat ze werd gekozen tot kinderstadsdichter van Tilburg. De allereerste. Over een half jaar wordt een opvolger gekozen, maar daar denkt Sara liever nog niet aan. ‘Er komt een wedstrijd’, weet ze. ‘Het thema weet ik niet, maar wij moesten een gedicht over Tilburg schrijven.’

Lastig, vond Sara. Ze dacht eindeloos na over Tilburg, maar het lukte niet om een gedicht op papier te krijgen. ‘Toen heb ik dát maar opgeschreven’, zegt ze. ‘Gewoon omdat ik heel graag mee wilde doen.’ Ze verwachtte niet dat haar inzending kans zou maken. Maar dat bleek dus een vergissing.

Verlegen
Als kinderstadsdichter heeft Sara veel bijzondere dingen gedaan. ‘Ik mocht bij de burgemeester komen, samen met andere dichters en een liedjesschrijver. Tijdens de kinderboekenweek mocht ik optreden en ook tijdens Festival Mundial. Ik ben best verlegen maar als ik mijn gedichten voorlees, vergeet ik dat helemaal.’

Een gedicht over Tilburg? Is dat er tóch nog gekomen? Sara lacht. ‘Ja, want ik kwam tijdens een economieles op een idee. Ik keek uit over het kruispunt bij school en stelde me voor dat ik de stad Tilburg was. Dat ik niet groter wilde groeien, omdat het al druk genoeg is en omdat de nieuwe huizen er niet mooier op worden. Dat is precies hoe ik over Tilburg denk.’

 

Maartje, Floor en de conciërge

Op de foto zie je Maartje (11, links) en Floor (11, rechts). In het midden staat een beker. ‘Die is niet van ons’, zegt Floor. ‘Hij is van Marcel, onze conciërge op school.’ Maartje: ‘Marcel heeft hem gewonnen. Hij is de beste conciërge van onze stad.’

Marcel wist niet eens dat hij aan de wedstrijd meedeed. Maartje: ‘Wij hebben hem opgegeven, want hij is superleuk. Hij is ook heel handig en kent alle kinderen van school bij naam.’ Floor: ‘Met de hele klas hebben we een filmpje gemaakt over Marcel. Over hoe aardig hij is en hoe grappig.’

Lachbui
Voor het filmpje bedachten Maartje en Floor een script. Als klasgenoten niet wisten wat ze moesten zeggen, konden ze aanwijzingen geven. Floor: ‘Sommige kinderen hadden steeds een lachbui.’ Maartje: ‘Ik heb de stukjes opgenomen met mijn IPod. Daarna heb ik er thuis een filmpje van gemaakt en er tekst in gezet. Best lastig.’

Toen Maartje en Floor hoorden dat Marcel de prijs ging winnen, waren ze helemaal door het dolle. ‘Ik flipte’, zegt Maartje. ‘En de rest van de klas ook.’ Floor: ‘We moesten het twee weken geheim houden. Tot de prijsuitreiking.’ Dat lukte. Maartje: ‘Marcel was echt heel blij. Ik dacht zelfs even dat hij ging huilen.’