Eva: voor ’t eerst in een musical

Eva, Pleun en Froukje zingen bij TiKiKo, het Tilburgs jeugd- en jongerenkoor. Eva en Froukje zijn 7 jaar, Pleun is 8 jaar. Al eerder deden ze mee aan concerten, maar dit keer spelen de drie vriendinnen in een musical. Voor het eerst. Bureau Zorgeloos heet de musical. De uitvoeringen zijn in de grote zaal van de schouwburg.

Wat is er anders dit keer? Eva: ‘Net als bij een concert gaan we zingen en dansen. Maar bij een musical heb je een heel verhaal. Het zijn geen losse stukjes.’ Froukje: ‘Het is heel erg leuk. We zijn met veertig kinderen. En ik mag een solo doen. Dat vind ik wel een beetje spannend.’

Waar gaat Bureau Zorgeloos over? Pleun: ‘Over een politiebureau waar nooit iets gebeurt. Alles wordt altijd opgelost.’ Eva: ‘En dan komt er een slechte mevrouw. Ze heet Jessica en is heel erg  jaloers. Ze wil het politiebureau hebben.’ Froukje: ‘Eigenlijk wil ze de hele wereld hebben. En de burgemeester is verliefd op haar.’

Rol
Eva, Pleun en Froukje hebben dezelfde rol. Eva: ‘We spelen honden en schoolkinderen.’ Pleun: ‘Daarom moeten we iedere keer opnieuw verkleden. Wel vijf keer ofzo.’ Eva: ‘De hondenpakken zijn heel warm. Dat is niet zo fijn.’ Froukje: ‘Ik vind het kastje dat om je middel zit, niet zo fijn. Het is voor de microfoon. Als je springt wiebelt het steeds.’

Vinden ze het erg als er iets fout gaat? Pleun: ‘Bij de generale repetitie raakte ik een schoen kwijt. Die heb ik snel weer aan gedaan. Ik denk dat iedereen het heeft gezien. Dat vond ik best erg.’ Froukje: ‘Ze denken vast dat het erbij hoort. Volgens mij is het erger als je je microfoon aan laat staan als je niet meer op het podium bent. Dan hoort de hele zaal je praten.’

Zingen en dansen is de leukste hobby die je kunt hebben, vinden Eva, Pleun en Froukje. Later willen ze beroemd worden. Eva: ‘Maar ik wil niet dat de buren stiekem foto’s komen maken als ik aan het afwassen ben.’ Froukje: ‘Ja, of dat ze in de tuin komen gluren.’

 

Bram spaart voetbalplaatjes

Vorig jaar spaarden Bram (9) en Loek (9) plaatjes van de voetballers van de eredivisie. Nu sparen ze de voetballers van hun eigen club: Sarto in Tilburg. Loek: ‘De club heeft het samen met C1000 bedacht. Als je voor 15 euro boodschappen doet, krijg je een zakje met plaatjes. Je kunt ook een boek kopen om ze in te plakken.‘

Bram: ‘Van bijna alle voetballers zijn foto’s en plaatjes gemaakt. In totaal 825. Wij zitten er ook bij.’ Loek: ‘We zijn beroemd. Op straat vragen andere kinderen: ‘Heb jij Bram Huyding? Heb jij Loek Maas’?’ Dat vragen ze trouwens zelf ook, want Bram en Loek hebben zichzelf nog niet teruggevonden. Loek: ‘Maar ik heb wel plaatjes van een paar vrienden, mijn buurjongen en mijn trainer.’

Bram denkt dat het nog wel even zal duren, voordat hij zijn eigen voetbalplaatje kan inplakken. ‘Bij de winkel krijg je heel snel een pakje mee dat je al hebt. Met precies dezelfde plaatjes. Dat is raar. Ik heb dat bij de profvoetballers nog nooit gehad.’

 

Meis en de toekomst

Er komen steeds meer mensen bij. Is er over 100 jaar nog genoeg eten voor iedereen? Is er  brandstof om auto’s te laten rijden en energie om computers te laten werken? ‘Misschien wel’,  zegt  Meis (9). ‘Maar dan moet er wel wat veranderen.’ 

Eén van die veranderingen is de elektrische auto. ‘Wij hebben er thuis een’, vertelt Meis. ‘Het is beter voor het milieu. Hoe het komt dat het beter is, weet ik niet. Maar ik vind het wel heel goed. En in onze tuin komen binnenkort zonnepanelen. Dan kunnen we zelf energie maken.’  

Moestuin
Elektrische auto’s, zonnepanelen. Maar hoe zit het over 100 jaar met eten? ‘Ik denk dat iedereen dan een eigen moestuin heeft. Boerderijen bestaan nog wel, maar er zijn te veel mensen. De boeren kunnen niet voor iedereen eten maken, dus daarom moet je veel zelf doen.’  

Er verandert nog meer, denkt Meis. ‘Er komen meer natuurgebieden. Bossen waar de dieren het voor het zeggen hebben. Er komen ook stapelbossen. Dat zijn een soort flats van bomen. De stapelbossen zijn nodig om zuurstof te maken. Er zijn te veel bomen gekapt om ruimte te maken voor huizen.’  

Meer over Meis kun je lezen in het boek ‘Mijn toekomst’. Een uitgave van de Kinderuniversiteit Tilburg. In het boek vertellen 10 professoren en 10 kinderen over de toekomst.

 

Boris is een grappenmaker

‘Weet je wat leuk is?’, zegt Boris (10). ‘Theezakjes aan de douchekraan hangen. Als iemand dan onder de douche gaat staan en de kraan openzet, zit hij helemaal onder de theeblaadjes. Of zeep op een leren stoel smeren. Dat is ook leuk. Als je erop gaat zitten, glijd helemaal weg.’

Je merkt het al: Boris is een grappenmaker. Hij houdt iedereen voor de gek. Zijn ouders, de juf op school en ook zijn vriendjes.

‘Voor een verjaardagsfeestje heb ik een keer een hele grote doos gepakt. Er had een breedbeeld tv in gezeten. In de doos deed ik een klein cadeautje. Toen mijn vriend de doos zag, dacht hij dat hij iets heel groots kreeg, maar er zat gewoon iets van playmobil in.’

 

Luuke en Pip

‘Ik heb een dwerghamster’, vertelt Luuke (8). ‘Hij heet Pip en hij kan toveren. Want toen ik hem net had, was hij supergrijs. Nu wordt hij steeds witter.’

Pip is dol op de rechter wijsvinger van Luuke. ‘Hij denkt dat het een snoepje is. Als ik mijn vinger in zij koi steek, gaat hij eraan snuffelen. En als ik met mijn vinger rondjes maak, rent hij er achteraan.’

Wat Pip ook leuk vindt: poepen op de hand van Luuke. ‘Dat is heel grappig. Hij laat heel veel kleine poepjes. Hij heeft ook al vijf keer op mijn mouw geplast. Dat worden dan hele kleine, natte rondjes.’

 

Joep vindt breien leuk

Hé, wat ben jij aan het doen? ‘Ik brei’, zegt Joep (8). ‘Dat doe ik wel vaker. Ik vind het leuk.’

Joep breit met donkerblauwe wol. Dat vindt hij een mooie kleur. ‘Het wordt gewoon een lapje’, zegt hij. ‘Thuis heb ik er ook een paar liggen. Misschien ga ik ze wel aan elkaar maken. Dan heb ik een grote lap.’

En, wie heeft geholpen met het opzetten van de steken? ‘Niemand’, zegt Joep. ‘Dat kan ik zelf.’

 

Anne knikkert voor de nep

Het is knikkertijd. Ook Anne (8) haalde haar knikkers uit de kast. Ze laat twee hele grote knikkers zien. Hoe heten die? ‘Dat weet ik niet. Maar het zijn de grootste knikkers die ik heb.’

De knikkers heeft ze niet zelf gewonnen. Wel zelf gekocht. ‘Ik geloof dat ze best duur waren. Ik speel er alleen mee voor de nep. Want ik wil ze niet verliezen.’

Gelukkig heeft ze nog een heleboel andere knikkers in haar knikkerzak zitten. Daarmee speelt ze wel voor ‘de echt’. Tenminste, soms.

Aparte knikkerzak heeft ze trouwens, het lijkt wel stof van een handdoek. ‘Dat klopt’, zegt Anne. ‘Mijn oma heeft hem gemaakt van een oude handdoek.’

 

De zonnesteen van Jop

IEK!! Midden in de nacht schrik je wakker. Help! Een nachtmerrie. Jop (7) heeft dat ook wel eens. ‘Nou, ik heb het niet ‘wel eens’’, verbetert Jop. ‘Ik heb het best wel vaak.’

Wat hij dan droomt? ‘Vaak zie ik een spookkasteel. Ik word dan opgesloten met allerlei gekke mensen.’ Het ziet er altijd heel echt uit, vertelt Jop. ‘Ik heb wel eens geprobeerd om tegen die enge mensen te vechten. Maar toen viel ik uit bed.’

Om Jop te helpen, kocht zijn moeder laatst een zonnesteen. Die hangt nu bij Jop om zijn nek. Aan een kettinkje. Hoe kan een steen nou helpen? ‘Dat weet ik ook niet’, zegt Jop. ‘En ik weet ook niet of het helpt. Pas geleden had ik nog een enge droom.’

Terwijl hij wèl zijn ketting om had? ‘Nee’, zegt Jop. ‘Want de ketting heb ik niet altijd om als ik naar bed ga. Zou het dan helpen als ik dat wel doe?’

 

Lotte heeft een wedstrijd

Lotte (11) liep al eerder wedstrijden. Maar die waren korter: 1000 meter of 1600 meter. Zondag gaat ze drie kilometer hardlopen. Tijdens de Tilburg Ten Miles.  Waarom? ‘Ik wil het gewoon heel graag proberen.’ 

Lotte heeft wel pech. Sinds kort heeft ze last van haar achillespees. Rechts. ‘Daarom heb ik nu een hielverhoger in mijn schoen’, legt ze uit.‘ En eigenlijk moet ik rustig aandoen. Maar dat kan dus even niet.’ 

Finish
Lotte traint bij atletiekvereniging Attila. Voor de wedstrijd van zondag traint ze ook zelf. ‘Ik ga thuis nog een rondje van drie kilometer lopen. Om te voelen hoe het is.’ 

De finish gaat ze zeker halen. Zonder te wandelen. ‘Dat gaat wel lukken.’ Maar eerst de start. ‘Daar is het altijd erg druk. Ik krijg er  nu al de kriebels van. Gelukkig zijn er mensen die zeggen wat je moet doen en waar je heen moet.’

 

Tom leerde schreeuwen

Met je vuist een plank doormidden slaan. Tom (12), Stephan (11), Puck (12) en Kirsten (11) vonden het de spannendste opdracht tijdens het Marietje Kessels-project op school. Het wát project? ‘Marietje Kessels-project’, herhaalt Tom. ‘Het is vernoemd naar het Tilburgse meisje Marietje Kessels. Ze was elf jaar toen ze werd verkracht en vermoord in een kerk. Ze denken dat een pastoor, schilder en postbode het samen hebben gedaan, maar het is nooit bewezen.’

Kirsten: ‘Het is al lang geleden, maar Marietje was net zo oud als wij nu zijn. Zoiets mag nooit meer gebeuren. Daarom is het project bedacht.’ Samen met hun klasgenoten, leerde het viertal daarom allerlei zelfverdedigingstrucs. Ook werkten ze aan hun zelfvertrouwen. Puck: ‘We hebben heel veel gepraat met elkaar. Ook over thuis. Nu weten we dingen van elkaar die we eerder niet wisten.’ De jongens en de meisjes zaten tijdens het project in aparte groepen. Kirsten: ‘Sommige meisjes durven meer als er geen jongens bij zijn.’

Roepen
Groep 8 weet nu dat heel hard ‘brand!’ roepen, het slimst is als je wordt lastig gevallen op straat. Stephan: ‘Op ‘help’ reageren de mensen niet meer’. Dat ‘heel hard roepen’ is ook een paar keer flink geoefend. ‘We moesten samen heel hard schreeuwen”, zegt Stephan. ‘Om te weten hoe het voelt. Het geluid moet helemaal vanuit je buik komen.’

Roepen is trouwens niet altijd de beste oplossing, weten Puck en Kirsten. Vervelende hangjongeren krijgen bij hen voortaan geen gehoor meer. ‘In strandhouding er voorbij’, zegt Kirsten. Puck: ‘Hoofd omhoog, maar niet te arrogant.’  ‘En vooral niets terugroepen’, voegt Kirsten eraan toe. ‘Dat deed ik eerst altijd wel.’